Hoofdstuk vijf: Infiltratie in het Westen (Deel 2)

Inhoudstafel (vervolg)

6. De Amerikaanse marxist

7. De lange mars door de instellingen

8. Politieke correctheid

9. Socialisme in heel Europa

10. Vallen voor de trucs van de duivel

Referenties (vervolg)

****

6. De Amerikaanse marxist

Toen de jeugdprotestbeweging in het Westen in de jaren zestig in volle gang was, wees één radicale activist hun naïviteit, oprechtheid en idealisme af. “Als de echte radicaal vindt dat lang haar hebben psychologische barrières opwerpt voor communicatie en organisatie, knipt hij zijn haar af,” zei hij. De man was Saul Alinsky, een activist, organisator en auteur die gedurende tientallen jaren de “para-communistische” agitator werd met de meest verderfelijke invloed.

Alinsky kan het best een para-communist worden genoemd omdat hij, in tegenstelling tot Oud Links (politieke linksen) van de jaren dertig en Nieuw Links (culturele linksen) van de jaren zestig, weigerde om zijn politieke idealen affirmatief te beschrijven. Zijn algemene opvatting was dat er op de wereld ’haves’, ’have-a-little-want-mores’ en ’ have-nots’ zijn. Hij riep de ’have-nots’ op om met alle middelen in opstand te komen tegen ’the haves’ en rijkdom en macht te grijpen om een volledig ’gelijke’ samenleving te creëren, waarbij het bestaande sociale systeem werd vernietigd. Hij is zowel de Lenin als de Sun-Tzu van post-communistisch links genoemd. [33]

Alinsky was niet alleen vol lof over communistische dictators als Lenin en Fidel Castro, maar sprak ook zijn trouw aan de duivel uit. In zijn boek Rules for Radicals, dat in 1971 verscheen, staat in één van de paragrafen: “Laten we op zijn minst een retrograde erkenning uitspreken voor de allereerste radicaal: uit al onze legenden, mythologie en geschiedenis (en wie weet waar mythologie ophoudt en geschiedenis begint – of wat onder welke categorie valt), de eerste radicaal die de mens kent en die in opstand kwam tegen de gevestigde orde en dat zo effectief deed dat hij op zijn minst zijn eigen koninkrijk veroverde – Lucifer.”

In Rules for Radicals zet Alinsky systematisch zijn theorie en methoden uiteen voor de organisatie van gemeenschappen die gebruik maken van gewetenloze middelen om doelen te bereiken en macht te verwerven. Deze regels zijn o.a. ’een tactiek die te lang aansleept wordt een sleur’; ’houd de druk op de ketel’; ’de dreiging is meestal angstaanjagender dan het ding zelf’; ’spot is het krachtigste wapen van de mens’; en ’kies het doelwit, bevries het, personaliseer het, en polariseer het.’ [34]

De ware aard van Alinsky’s schijnbaar droge regels wordt duidelijk wanneer ze worden toegepast in de echte wereld. In 1972, ten tijde van de Vietnamoorlog, hield de toenmalige Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties George H.W. Bush een toespraak aan de Tulane University. Anti-oorlogsstudenten aan de universiteit vroegen advies aan Alinsky, die zei dat protesteren met de gebruikelijke methoden er waarschijnlijk toe zou leiden dat ze gewoon van school zouden worden gestuurd. Hij stelde daarom voor dat ze Ku Klux Klan kleding aantrokken en, telkens als Bush de oorlog verdedigde, juichten en opstonden met borden met de tekst: ’De KKK steunt Bush.’ De studenten deden dat, en het werd een meesterlijk voorbeeld van misleidende propaganda. [35]

In 1964 beraamde Alinsky een plan om 2.500 activisten de toiletten van Chicago’s O’Hare International Airport, één van de drukste ter wereld, te laten bezetten om zo de dienstuitvoering van de luchthaven tot stilstand te brengen. Het plan lekte uit naar de autoriteiten van Chicago, die daardoor gedwongen werden te onderhandelen, en het protest vond nooit plaats. [36]

Om Kodak, de grootste werkgever in Rochester, New York, te dwingen de gemeenschapsorganisatie FIGHT te erkennen als de officiële vertegenwoordiger van de zwarte gemeenschap van Rochester, had Alinsky een soortgelijk idee. Gebruikmakend van een belangrijke culturele traditie in de stad – een komend optreden van het Rochester Philharmonic Orchestra – plande Alinsky om honderd kaartjes te kopen voor zijn activisten en hen te voorzien van een banket van gebakken bonen voor de voorstelling, zodat ze de voorstelling konden verpesten met winderigheid. Ook dit plan ging niet door, maar Alinsky’s tactiek dwong Kodak uiteindelijk om aan zijn eisen te voldoen.

Alinsky’s boeken en interviews laten de indruk achter van een charismatisch maar meedogenloos en berekend individu. Zijn ’organisatie van gemeenschappen’ was in werkelijkheid een vorm van geleidelijke revolutie. Hij verschilde echter in verschillende opzichten van zijn voorgangers. Ten eerste waren zowel Oud- als Nieuw Links op zijn minst idealistisch in hun retoriek, terwijl Alinsky de ’revolutie’ van haar idealistische vernisje ontdeed en het ontmaskerde als een naakte machtsstrijd. Wanneer hij trainingen gaf aan ’gemeenschapsorganisaties’, vroeg hij routinematig aan de cursisten: “Waarom organiseren?” Sommigen zeiden dan dat het was om anderen te helpen, maar Alinsky brulde dan terug: “Jullie willen je organiseren voor macht!” De trainingshandleiding die Alinsky’s volgelingen gebruikten zei: “We zijn niet deugdzaam door geen macht te willen. … We zijn echt lafaards door geen macht te willen,” want “macht is goed … [en] machteloosheid is slecht.” [37]

Ten tweede had Alinsky geen hoge pet op van de opstandige jongeren van de jaren ’60 die zich openlijk tegen de overheid en de maatschappij keerden. Hij benadrukte dat, waar mogelijk, men in het systeem moest binnenstappen en zijn tijd moest afwachten voor kansen om het van binnenuit te ondermijnen.

Ten derde was Alinsky’s uiteindelijke doel om op te ruien en te vernietigen, niet om welke groep dan ook beter te maken. Bij de uitvoering van zijn plan was het dus nodig om zijn ware doel te verhullen met plaatselijke of geënsceneerde doelen die er op zichzelf redelijk uitzagen of ongevaarlijk leken. Wanneer mensen eraan gewend waren gemobiliseerd te worden, was het betrekkelijk eenvoudig hen te mobiliseren om ook voor radicalere doelen in actie te komen.

In Rules for Radicals, zei Alinsky: “Elke revolutionaire verandering moet worden voorafgegaan door een passieve, bevestigende, niet-uitdagende houding ten opzichte van verandering onder ons volk. … Onthoud: als je eenmaal mensen organiseert rond iets waar iedereen het over eens is, zoals men het ook eens is over vervuiling, dan is er een georganiseerde massa in beweging. Van daaruit is het een korte en natuurlijke stap naar politieke vervuiling, naar Pentagon vervuiling.”

Een door Alinsky beïnvloede leider van Studenten voor een Democratische Samenleving benoemde de essentie van radicaliserende protesten accuraat toen hij zei: “Het gaat nooit over het onderwerp; het gaat altijd over de revolutie.” Radicaal links na de jaren ’60 werd diepgaand beïnvloed door Alinsky, en draaide zijn reacties op sociale kwesties altijd in de richting van ontevredenheid met de status quo in het algemeen, en gebruikte dit om de revolutionaire zaak te bevorderen.

Ten vierde, Alinsky veranderde politiek in een guerrilla oorlog zonder terughoudendheid. Toen hij zijn strategie voor het organiseren van gemeenschappen uitlegde, vertelde Alinsky zijn volgelingen dat ze de zintuigen van de vijand moesten raken: “Ten eerste de ogen; als je een grote, op de massa gebaseerde organisatie op poten hebt gezet, kun je er zichtbaar mee paraderen voor de vijand en openlijk je macht tonen. Ten tweede de oren; als je organisatie klein in aantal is, doe dan wat Gideon deed: verberg de leden in het donker, maar laat een lawaai en rumoer horen dat de toehoorders zal doen geloven dat je organisatie veel groter in aantal is dan het is. Ten derde, de neus; als je organisatie zelfs te klein is om lawaai te maken, laat de boel dan stinken.”

Ten vijfde legde Alinsky de nadruk op het gebruik van de negatieve aspecten van de menselijke natuur, waaronder indolentie, hebzucht, afgunst en haat. Soms behaalden deelnemers aan zijn campagnes kleine overwinningen, maar dit maakte hen alleen maar cynischer en schaamtelozer. Om het politieke systeem en de sociale orde van vrije landen te ondermijnen, leidde Alinsky zijn volgelingen graag naar moreel bankroet. Hieruit kan worden afgeleid dat als hij werkelijk aan de macht zou komen, hij geen zorg of medelijden zou hebben met zijn vroegere kameraden.

Tientallen jaren later hielpen twee prominente figuren in de Amerikaanse politiek, die diep door Alinsky waren beïnvloed, bij het inluiden van de stille revolutie die de Amerikaanse beschaving, tradities en waarden heeft ondermijnd. Tegelijkertijd werden de door Alinsky bepleite ongebreidelde guerrilla-achtige protesten vanaf de jaren zeventig populair in Amerika, zoals te zien is in de Occupy Wall Street-beweging, de Antifa-beweging, enzovoorts.

Het is belangrijk op te merken dat Alinsky niet alleen in de openingspagina’s van Rules for Radicals zijn “dankbetuiging aan de allereerste radicaal,” Lucifer gaf. In een interview met Playboy magazine, kort voor zijn dood, zei Alinsky ook dat wanneer hij zou sterven, hij er “zonder voorbehoud voor zou kiezen om naar de hel te gaan” en zou beginnen met het organiseren van de ’have-nots’ daar, zeggende: “Dat zijn mijn soort mensen.” [38]

7. De lange mars door de instellingen

In de jaren dertig van de vorige eeuw schreef de vooraanstaande Italiaanse communist Antonio Gramsci dat socialisten, om de westerse maatschappij van binnenuit te ondermijnen, een ’oorlog van de positie’ moesten voeren, een concept dat later ’de lange mars door de instellingen’ zou worden genoemd. Hij ontdekte dat het moeilijk was een revolutie te ontketenen om een wettige regering omver te werpen wanneer het volk nog geloofde in het goddelijke, en dus moesten communisten vertrouwen op een groot aantal voetsoldaten die hun duistere visie op moraliteit, geloof en tradities deelden. De revolutie van het proletariaat moet dus beginnen met de ondermijning van godsdienst, moraal en beschaving.

Na de onrust van de jaren zestig begonnen de opstandelingen die hadden aangedrongen op revolutie, de academische wereld te betreden. Zij behaalden diploma’s, werden onderzoekers, professoren, functionarissen en journalisten, en traden toe tot de mainstream van de samenleving om de lange mars door de instellingen te volbrengen. Zij infiltreerden en corrumpeerden de instellingen die van cruciaal belang zijn voor de handhaving van de moraal van de westerse samenleving, met inbegrip van de kerk, de regering, het onderwijssysteem, de wetgevende en gerechtelijke instanties, de kunstwereld, de media en NGO’s.

Er zijn talrijke schijnbaar legitieme middelen waarmee gewetenloze mensen of groepen een vrije samenleving van binnenuit kunnen ruïneren. Wil een democratie doeltreffend zijn, dan moet het volk gericht zijn op burgerlijke deugdzaamheid en een zekere morele standaard bezitten. Sinds de jaren zestig zijn de Verenigde Staten als een patiënt die de oorzaak van zijn aandoening niet kan achterhalen. Para-marxistische ideeën hebben zich diep in de Amerikaanse samenleving geworteld en verspreiden zich vrijwel ongecontroleerd.

Van de vele revolutionaire strategieën die naar voren zijn gebracht, is één van de bekendste de Cloward-Piven-strategie, die in 1966 werd voorgesteld door een sociologenechtpaar van de Columbia-universiteit (dat ook lid was van de Democratic Socialists of America). Het kernconcept van de strategie bestond erin het openbare sociale zekerheidsstelsel te laten uitdijen en de staten failliet te laten gaan. De auteurs beweerden dat, aangezien het aantal mensen dat in aanmerking kwam voor sociale uitkeringen veel groter was dan het aantal mensen dat deze daadwerkelijk ontving, het mogelijk was de staatskas uit te putten door mensen aan te moedigen massaal uitkeringen aan te vragen. De overheid zou dan gedwongen zijn om het systeem te ’redden’ en te hervormen door de overheid nog meer controle te geven en in de richting van een gesocialiseerd systeem te gaan.

De National Welfare Rights Organization, actief van 1966 tot 1975, probeerde deze strategie uit te voeren nadat President Lyndon B. Johnson’s oorlog tegen de armoede was begonnen. Van 1965 tot 1974 steeg het aantal eenoudergezinnen dat een uitkering ontving van 4,3 miljoen tot 10,8 miljoen – meer dan een verdubbeling. In 1970 werd 28% van het jaarlijkse budget van New York City besteed aan sociale uitgaven. Van 1960 tot 1970 steeg het aantal uitkeringsgerechtigden in New York City van 200.000 tot 1,1 miljoen. “Aan het begin van de jaren zeventig stond er in New York voor elke twee werkenden in de particuliere economie van de stad één bijstandtrekker op de lijst,” schreef journalist Sol Stern in de City Journal. In 1975 ging de stad feitelijk failliet. [39]

Het voorbeeld van Cloward-Piven in New York kan worden beschouwd als een andere toepassing van Alinsky’s theorieën, met name dat radicalen “de vijand moeten laten leven volgens zijn eigen regels”, d.w.z. als de regels zeggen dat iedereen die daarvoor in aanmerking komt een uitkering kan krijgen, dan zou het dwingen van de ’vijand’ om volgens zijn eigen regels te leven tot zijn faillissement leiden zonder enig openlijk vijandig optreden van de kant van de radicalen.

W. Cleon Skousen schreef in zijn boek The Naked Communist dat één van de vijfenveertig communistische doelen is “één of beide politieke partijen in de Verenigde Staten te veroveren”. De Communistische Partij zag dat dit bereikt kon worden door een klein aantal mensen te organiseren om ’crises’ en ’revoluties’ te creëren die in het voordeel van de Partij gebruikt konden worden. Lenin zei eens dat vakbonden “de transmissieriemen zijn van de Communistische Partij naar de massa’s.” [40] De communisten ontdekten dat zolang zij de vakbonden controleerden, zij een groot aantal stemmen controleerden. Zolang zij de stemmen beheersten, konden zij verkozen ambtenaren en wetgevers hun zin laten doen. Gewone arbeiders worden gedwongen lid te worden van de vakbonden om hun basisrechten en -belangen te behouden, en zo worden zij de pionnen van de vakbonden. Identiek hetzelfde principe wordt gevolgd bij het betalen van beschermingsgeld aan georganiseerde misdaadsyndicaten.

Filmmaker en onderzoeker Loudon legt uit hoe communistische entiteiten vakbonden en andere groepen gebruiken als doorgeefluik om hun beleid uit te voeren en democratische landen te kapen.

Ten eerste bepaalt de buitenlandse of lokale communistische entiteit haar agenda, bijvoorbeeld het aanscherpen van de arbeidswetgeving, het invoeren van een socialistischer schoolprogramma of het versoepelen van de handelssancties tegen Cuba. Ten tweede nemen de communisten en hun socialistische bondgenoten dit beleid over als vakbondsbeleid. De vakbonden oefenen vervolgens druk uit op de lokale Arbeiderspartij, Socialistische Partij, of Democratische Partij om dit vakbondsbeleid als hun eigen beleid over te nemen. “Omdat de vakbonden deze grote partijen effectief controleren, is het proces vaak niet zo moeilijk,” schreef Loudon in 2014. Dus, als communistisch beleid vakbondsbeleid wordt, wordt het op zijn beurt ’mainstream’ beleid van politieke partijen. “Dit proces is ontelbare keren over de hele wereld uitgevoerd,” schreef Loudon. [41]

Communisten en degenen die onwetend namens hen optreden, hebben zich ingespannen om de politieke en sociale stelsels van vrije samenlevingen op elke mogelijke manier te ondermijnen. Na tientallen jaren van communistische planning en operaties zijn de regeringen en de samenlevingen van de Verenigde Staten en andere westerse landen ernstig uitgehold.

8. Politieke correctheid

Communistische landen hebben altijd strenge controle uitgeoefend op meningsuiting en gedachten. Sinds de jaren tachtig is een andere vorm van dergelijke controle in het Westen opgedoken, waar de ’gedachtenpolitie’ onder het vaandel van ’politieke correctheid’ amok maakt in de media, de samenleving en het onderwijssysteem, waarbij zij slogans en massakritiek gebruikt om de meningsuiting en het denken aan banden te leggen. Hoewel velen de inherente onjuistheid van deze controle hebben ingezien, hebben zij de ideologische oorsprong ervan niet begrepen.

Termen als ’politieke correctheid’, samen met ’vooruitgang’ en ’solidariteit’, worden al lang gebruikt door communistische partijen. Hun oppervlakkige betekenis is het vermijden van discriminerend taalgebruik ten opzichte van minderheden, vrouwen, gehandicapten, en anderen. De verborgen implicatie achter politieke correctheid is echter het indelen van individuen in groepen op basis van hun slachtofferstatus. Degenen die geacht worden het meest onderdrukt te worden, moeten daarom het meeste respect en hoffelijkheid krijgen. Dit oordeel, dat uitsluitend gebaseerd is op iemands identiteit en geen rekening houdt met individueel gedrag en talent, is de basis van wat ’identiteitspolitiek’ wordt genoemd. Deze manier van denken is tegenwoordig zeer populair in de Verenigde Staten en andere westerse landen.

Dit soort classificatie is identiek aan wat er in China gebeurde, waar mensen vóór de revolutie werden ingedeeld in de ’vijf klassen van rood’ of de ’vijf klassen van zwart’ op grond van hun rijkdom en klassenstatus. De Chinese Communistische Partij elimineerde en onderdrukte landeigenaren en kapitalisten vanwege hun ’verkeerde’ klassenstatus, viel intellectuelen aan als de ’Stinkende Oude Negende’ en scandeerde dat “de armen het slimst zijn; de edelen het domst.”

De verschillen in politieke en sociaal-economische status tussen diverse groepen komen voort uit complexe historische redenen en kunnen niet eenvoudigweg als onderdrukking worden verklaard. Maar politieke correctheid creëert een platte binaire orde: alleen degenen die sympathie tonen voor de aangewezen ’slachtoffers’ en minachting voor de ’onderdrukkers’ moeten als moreel worden beschouwd, terwijl degenen die afwijken van het verhaal worden beschuldigd van racisme, seksisme, homofobie, islamofobie, enzovoort.

Politieke correctheid is door veel westerse regeringen en NGO’s naar voor geschoven om een linkse agenda te bevorderen. In sommige landen is de wettelijke definitie van ’haatzaaien’ aanzienlijk uitgebreid en straffen voor dergelijke uitlatingen worden nu op scholen, in de media en op het internet toegepast. [42] Deze algemene beperkingen van de vrijheid van meningsuiting brengen democratische samenlevingen dichter in de buurt van de gedachtencontrole die door communistische staten wordt uitgeoefend.

Tegenwoordig misbruikt links politieke correctheid om anderen te beroven van een legitieme uitlaatklep voor hun stem. Dit werd nog duidelijker na de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016, toen linkse media, organisaties en academici mobiliseerden om aanhangers van president Donald Trump te deplatformen en het zwijgen op te leggen. Er braken protestmarsen uit in grote steden en de vrijheid van meningsuiting werd steeds vaker geschonden. Universiteiten, die worden verondersteld bolwerken van vrije gedachte en meningsuiting te zijn, zijn centra van radicale indoctrinatie geworden. Organisaties die optreden onder de vlag van het tegengaan van haatdragende taal hebben reguliere conservatieve groepen bestempeld als ’haatgroepen’, en conservatieve auteurs en geleerden zijn bedreigd nadat ze waren uitgenodigd om te spreken op of aanwezig te zijn bij diverse evenementen. [43]

In maart 2017 was de Amerikaanse sociale wetenschapper Charles Murray uitgenodigd om te spreken op het Middlebury College in Vermont. Toen hij probeerde te spreken, jouwden en schreeuwden de meer dan vierhonderd demonstranten die de zaal bevolkten, waardoor hij niet kon worden gehoord. Later, toen hij de campus wilde verlaten, vielen demonstranten hem en een begeleidende professor lastig met heel wat geduw en gedrang. De professor werd naar het ziekenhuis gebracht met nekletsel.

In september 2017 werd een gepland optreden van de conservatieve auteur Ben Shapiro op de University of California-Berkeley’s Free Speech Week beantwoord met dreigementen van geweld door de extreem-linkse groep Antifa. Tientallen politieagenten van Berkeley stonden klaar in oproeruitrusting terwijl politiehelikopters boven hun hoofd hingen; de veiligheidsmaatregelen kostten naar schatting meer dan 600.000 dollar. [44] Ironisch genoeg was een van de markante gebeurtenissen die het begin van de studentenbeweging in 1964 markeerden, een strijd voor vrijheid van meningsuiting op Berkeley. De volgende maand, toen Shapiro een toespraak zou houden aan de Universiteit van Utah, zwoer een studentengroep het evenement niet te zullen laten doorgaan. Een verslaggever wees de jonge leider van de groep erop dat het verhinderen van Shapiro’s toespraak niet in overeenstemming zou zijn met het Eerste Amendement. De student antwoordde: “Kan me niet schelen. Ik denk niet dat dat op dit moment een relevant document is.” [45]

In maart 2018 werd de benoemde professor Amy Wax van de University of Pennsylvania School of Law ontheven van een aantal onderwijstaken nadat ze een politiek incorrecte opmerking had geuit tijdens een interview met een professor van Brown University. Wax zei dat zwarte studenten ‘zelden’ aan de top van de klas afstuderen. [46]

De politieke correctheid en de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting die door links worden bepleit, zijn niet bedoeld om een gezond debat tussen verschillende standpunten te bevorderen; het zijn ideologische wapens die worden gebruikt door mensen die te kwader trouw handelen. Politieke correctheid is de ’gedachtenpolitie’ van het communistische spook voor het onderdrukken van afwijkende meningen en het verdoezelen van de waarheid.

9. Socialisme in heel Europa

Heel Europa – niet alleen de landen van Oost-Europa – wordt gedomineerd door het communisme. De niet-communistische landen in Noord-, Zuid- en West-Europa bevorderen allemaal, opzettelijk of onopzettelijk, de communistische ideologieën en politiek. Te zeggen dat Europa ’in handen van de vijand’ is, is niet overdreven.

De Socialistische Internationale is de grootste internationale politieke organisatie ter wereld, bestaande uit meer dan 135 politieke partijen en organisaties. De organisatie is voortgekomen uit de Tweede Internationale, die in 1889 door Engels werd opgericht. Tot de vroege socialisten behoorden mensen als Karl Johann Kautsky en Eduard Bernstein, die progressieve hervormingen propageerden. Toen de Tweede Internationale werd opgericht, bestonden er meer dan honderd politieke partijen over de hele wereld die op het marxisme waren gebaseerd. Daarvan waren er zesenzestig regeringspartijen die in hun respectieve landen het socialisme aanhingen. De naam ’Socialistische Internationale’ is ontstaan in 1951.

Vandaag bestaan er in heel Europa veel socialistische partijen die van de Tweede Internationale afstammen, en velen van hen regeren hun respectieve landen.

De Partij van de Europese Sociaal-democraten, opgericht in 1992, is actief in het Europees Parlement en is geassocieerd met de Socialistische Internationale. Haar leden zijn de sociaal-democratische partijen van de EU en de omringende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk. Haar leden zijn te vinden in de meeste vooraanstaande Europese organisaties, waaronder het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad. De Partij van de Europese Sociaal-democraten telt momenteel drieëndertig partijen die lid zijn, alsmede twaalf geassocieerde leden en twaalf waarnemers, wat neerkomt op een totaal van zevenenvijftig politieke partijen uit de hele Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. Haar belangrijkste doelstellingen zijn ’vorm te geven aan progressief Europees beleid’ en nauwe samenwerking te ontwikkelen tussen de aangesloten partijen, parlementaire fracties en dergelijke. In wezen werkt de vereniging aan een krachtige bevordering van de socialistische zaak.

De leidende beginselen van de Labourpartij in het Verenigd Koninkrijk zijn gebaseerd op het Fabiaans socialisme. Zoals eerder besproken, is het Fabiaans socialisme gewoon een andere versie van het marxisme, één die de nadruk legt op het gebruik van geleidelijke methoden om de overgang van socialisme naar communisme te bewerkstelligen. Het pleit ook voor hoge belastingen, hoge uitkeringen en andere socialistische ideeën. De Labourpartij is in de afgelopen decennia vele malen de regeringspartij van het Verenigd Koninkrijk geweest en heeft altijd de Fabiaans socialistische ideeën voorgestaan.

De communistische partij van Groot-Brittannië en haar verschillende varianten zijn ook zeer actief geweest in pogingen om de Britse politiek te beïnvloeden, en financierden zelfs hun eigen krant, Daily Worker (omgedoopt tot Morning Star in 1966). De partij groeide uit de Communist Party of Great Britain, opgericht in 1920, en tijdens haar hoogtepunt werden haar leden verkozen in het Lagerhuis. Aan het begin van de algemene verkiezingen van 2017 in het Verenigd Koninkrijk kondigde de Communistische Partij van Groot-Brittannië plotseling aan dat zij van plan was de leider van de linkse Labourpartij te steunen. Deze politicus, die sinds september 2015 aan het hoofd van de Labourpartij staat, heeft veertig jaar lang socialistisch beleid gepromoot, waaronder de nationalisatie van bezittingen en anti-oorlogsinspanningen. Toen een BBC-verslaggever informeerde naar zijn opvattingen over Marx, prees hij hem als een groot econoom en een “fascinerende figuur die veel heeft waargenomen en van wie we veel kunnen leren.”

De Zweedse sociaal-democratische partij, de regeringspartij van Zweden, is lid van de Socialistische Internationale. In de decennia dat zij regeert, heeft zij de socialistische ideologieën van gelijkheid en welvaart bevorderd. Een van de leiders van de Socialistische Partij van Frankrijk werd in 2012 tot president gekozen. De partij is ook lid van de Socialistische Internationale en de Partij van Europese Socialisten. In Italië richtte de oudgediende communist Gramsci in 1921 niet alleen de Italiaanse Communistische Partij op, maar was hij ook haar algemeen secretaris. Tot in de jaren negentig was de Italiaanse Communistische Partij zeer actief en behield zij jarenlang haar positie als de op één na grootste politieke partij van het land. In 1991 werd de partij omgedoopt tot de Democratische Partij en maakt nu deel uit van de regerende coalitie. Andere Europese landen, zoals Spanje en Portugal, hebben actieve communistische politieke partijen met een aanzienlijke invloed. Duitsland is geen uitzondering; het is de geboorteplaats van Marx en Engels, en de thuisbasis van de invloedrijke Frankfurter Schule, een ander bastion van het marxisme.

10. Vallen voor de trucs van de duivel

Overal waar het communisme gaat, wordt het vergezeld door geweld, leugens, oorlog, hongersnood en dictatuur. De vraag is, waarom zoveel mensen deze duivel nog steeds hartstochtelijk helpen zijn leugens te verspreiden en zelfs zijn gehoorzame en fanatieke werktuigen worden?

De Amerikaanse socioloog Paul Hollander vertelt in zijn boek Political Pilgrims: Travels of Western Intellectuals to the Soviet Union, China, and Cuba uit1981 de verhalen van vele jonge intellectuelen die gecharmeerd werden door het communisme. Deze jonge ‘pelgrims’ kregen natuurlijk niets te zien van de gruwelijke misstanden die plaatsvonden op hetzelfde moment als hun bezoeken. Bij hun terugkeer in hun land zongen zij enthousiast de lof van het communistische systeem. [47]

In de Verenigde Staten werden mensen om verschillende redenen aangetrokken tot het communisme of gedwongen tot het communisme. Veel van de vroege leiders en leden van de Communistische Partij van de Verenigde Staten waren immigranten uit Rusland en Oost-Europese landen. Hun economische status was laag, en het was moeilijk voor hen om zich in de samenleving in te werken. Voornamelijk door invloeden uit hun thuislanden sloten zij zich aan bij de Partij.

Na de Grote Depressie nam de invloed van het marxisme in het Westen dramatisch toe, en bijna de gehele intellectuele klasse in het Westen begon een linkse wending te nemen. Talrijke intellectuelen trokken naar de Sovjet-Unie en hielden na hun terugkeer toespraken en schreven boeken waarin zij de communistische ideologie propageerden. Onder de betrokkenen bevonden zich vele invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en verslaggevers.

De babyboomgeneratie ging in de jaren zestig naar de universiteit, nadat ze was opgegroeid in de naoorlogse welvaart, maar ze werd misleid door communistisch geïnspireerde ideologieën om andere tegenculturele standpunten in te nemen, in de vorm van anti-oorlogsprotesten, feminisme en dergelijke. De volgende generatie studenten kreeg les in links georiënteerd materiaal, rechtstreeks uit hun schoolboeken, omdat hun leraren de ’benoemde radicalen’ waren – zo was de lange mars van het communisme door de instellingen eindelijk geslaagd en is een cyclus begonnen die bedoeld is om zichzelf voor altijd te reproduceren en in stand te houden.

In het boek Masters of Deceit deeldeFBI-directeur J. Edgar Hoover, wiens ambtstermijn zevenendertig jaar duurde, communistische aanhangers in vijf niveaus van gedachtecontrole in: open partijleden (kaart-dragende werktuigen van de partij), ondergrondse partijleden (zij die optreden als heimelijke beïnvloeders van de communistische agenda), medereizigers (geen partijleden, maar kiezen er vaak voor om partijwerk aan te vullen), opportunisten (zij die de partij uit eigenbelang steunen), en dupes (onschuldige slachtoffers die niet weten dat ze onder communistische gedachtecontrole staan). [48] In werkelijkheid zijn er maar heel weinig extreem slechte en die-hard communistische activisten. Het is veel meer het geval dat de meerderheid van de mensen die door het communistische gedachtegoed worden beheerst, er gewoon zijn ingeluisd.

De Amerikaanse journalisten John Silas Reed en Edgar Snow speelden een belangrijke rol bij de bevordering van de communistische ideologie in de wereld. Reed, auteur van het boek Ten Days That Shook the World, is één van de drie Amerikanen die begraven liggen in de Kremlin Wall Necropolis, wat betekent dat hij zelf een communistische activist was. Zijn beschrijving van de Oktoberrevolutie was geen objectieve verslaglegging van de werkelijke gebeurtenissen, maar eerder zorgvuldig vervaardigde politieke propaganda.

Snow, auteur van het boek Red Star Over China, was een communistische medereiziger wiens gloedvolle portrettering van het CCP leiderschap een diepe indruk achterliet op vele Amerikanen. In 1936 reisde hij naar het CCP bolwerk Bao’an, in de noordelijke provincie Shaanxi, en nam interviews af met Mao Zedong over de revolutionaire zaak. Snow werd door de CCP gebruikt als propaganda-instrument om haar verhaal aan een internationaal publiek uit te dragen.

Bezmenov, de voormalige KGB spion, herinnerde zich zijn taak om buitenlandse ’vrienden’ te ontvangen toen hij als spion werkte. De agenda van de bezoekers werd gedeeltelijk geregeld door de Buitenlandse Inlichtingendienst van de Sovjetunie; bezoeken aan kerken, scholen, ziekenhuizen, kleuterscholen en fabrieken waren allemaal van tevoren geregeld. Iedereen die de bezoekers ontmoetten was een communist of een politiek betrouwbaar persoon die een opleiding had gevolgd om te verzekeren dat hij of zij zou spreken met de stem van de Partij. In 1967 stuurde het grote Amerikaanse tijdschrift Look journalisten naar de Sovjet-Unie voor een reportage. Over de artikelen van de journalisten zei Bezmenov: “Van de eerste tot de laatste bladzijde was het een pakket leugens: propaganda cliché[s] die aan de Amerikaanse lezers werden gepresenteerd als meningen en gevolgtrekkingen van Amerikaanse journalisten. Niets kon [verder] van [de] waarheid zijn.” Sovjetpropaganda werd dus onder het Amerikaanse publiek verspreid door een Amerikaans tijdschrift.

Bezmenov zei dat veel journalisten, acteurs en topsporters zich konden verontschuldigen voor hun blindheid voor de realiteit tijdens hun bezoek aan de Sovjet-Unie, maar dat het gedrag van veel westerse politici onvergeeflijk was. Deze moreel corrupte individuen weefden leugens en zochten samenwerking met Sovjet-communisten voor hun eigen reputatie en winst, zei hij. [49]

In het boek You Can Still Trust the Communists … to Be Communists, analyseerde Schwarz waarom jonge intellectuelen verzot raakten op het communisme. Hij noemde vier redenen: ontgoocheling in het kapitalisme; geloof in een materialistische levensfilosofie; intellectuele trots; en een onvervulde religieuze behoefte. Intellectuele trots verwijst naar de ervaring van jonge mensen, in de leeftijd van ongeveer achttien tot twintig jaar, die gemakkelijk ten prooi vallen aan communistische propaganda vanwege hun gedeeltelijke begrip van de geschiedenis, hun arrogantie en anti-autoritaire wrok, en hun ontgoocheling met familie en nationaal erfgoed. ’Een onvervulde religieuze behoefte’ verwijst naar het feit dat iedereen een soort spirituele impuls in zich heeft, die hem ertoe aanzet zichzelf te overstijgen. Maar het atheïsme en de evolutietheorie die hen door hun opvoeding worden bijgebracht, maken dat deze jongeren geen voldoening kunnen putten uit traditionele religies. De communistische fantasie van de bevrijding van de mensheid maakt gebruik van deze latente menselijke behoefte en dient als hun ersatz-religie. [50]

Intellectuelen hebben de neiging zich te laten misleiden door radicale ideologieën. Een dergelijk verschijnsel heeft de aandacht getrokken van geleerden. In het boek The Opium of the Intellectuals uit 1955 wees de Franse filosoof en socioloog Raymond Aron erop dat intellectuelen in de twintigste eeuw enerzijds het traditionele politieke systeem scherp bekritiseerden, maar anderzijds de dictatuur en de slachtpartijen in communistische staten ruimhartig tolereerden of zelfs door de vingers zagen. Hij zag de linkse intellectuelen die van hun ideologie een seculiere religie maakten als hypocriet, arbitrair en fanatiek. De Britse historicus Paul Johnson analyseerde het leven en de radicale politieke opvattingen van Jean-Jacques Rousseau en een twaalftal intellectuelen die hem volgden, in zijn boek Intellectuals: From Marx and Tolstoy to Sartre and Chomsky. Hij ontdekte dat zij allen de fatale zwakheden van arrogantie en egocentrisme deelden. [51]

Sinds de jaren zestig is het communisme bezig met een grootschalige invasie in het Amerikaanse onderwijs. Daar komt nog bij dat veel jongeren zich te buiten gaan aan televisie, computerspelletjes, internet en sociale media. Ze veranderen in ’sneeuwvlokjes’, mensen die kennis, een breed perspectief, verantwoordelijkheidsgevoel, historisch besef en het vermogen om met uitdagingen om te gaan missen. Ze raken geïndoctrineerd met communistische of van communisme afgeleide ideologieën die hen door de generatie van hun ouders zijn bijgebracht, van vanaf dan gebruiken ze een verwrongen kader voor de beoordeling van de nieuwe feiten die ze zien en horen. Dat wil zeggen, communistische leugens hebben een film om hen heen gevormd, waardoor zij geen heldere kijk op de werkelijkheid hebben.

Het communistische spook maakt gebruik van zowel negatieve als positieve menselijke emoties om mensen in zijn vallen te lokken. Het meest tragische is dat de communistische ideologie, naast menselijke onwetendheid, egoïsme en hebzucht, een beroep doet op het hartstochtelijke verlangen van haar ware gelovigen naar idealisme, altruïsme en zelfopoffering.

Dat zoveel mensen verleid kunnen worden door de leugens van het socialisme en communisme is te wijten aan het feit dat de mensheid het spirituele geloof heeft verlaten en een warboel heeft gemaakt van haar morele normen. Alleen door rechtschapen geloof en morele verheffing kan de mensheid zich beschermen tegen de demonische manipulatie van het spook.

Hoofdstuk vijf (Deel 1)Hoofdstuk zes

Referenties (vervolg)

33. David Horowitz, Barack Obama’s Rules for Revolution: The Alinsky Model (Sherman Oaks, CA: David Horowitz Freedom Center, 2009), 6, 16.

34. Saul Alinsky, Rules for Radicals: A Pragmatic Primer for Realistic Radicals (New York: Vintage Books, 1971), 125–164.

35. Sanford D. Horwitt, Let Them Call Me Rebel: Saul Alinsky, His Life and Legacy (New York: Alfred A. Knopf, Inc., 1989), xv-xvi.

36. Eric Norden, “Playboy Interview met Saul Alinsky: A Candid Conversation with the Feisty Radical Organizer,” New English Review, geraadpleegd op 17 april 2020, https://www.newenglishreview.org/custpage.cfm?frm=189050&sec_id=189050.

37. Ryan Lizza, “The Agitator,” The New Republic, 19 maart 2007, https://newrepublic.com/article/61068/the-agitator-barack-obamas-unlikely-political-education.

38. Norden, “Playboy Interview.”

39. David Horowitz en Richard Poe, The Shadow Party: How George Soros, Hillary Clinton, and Sixties Radicals Seized Control of the Democratic Party (Nashville, Tennessee: Nelson Current, 2006), 110-114.

40. Vladimir Lenin, “Draft Theses on the Role and Functions of The Trade Unions Under the New Economic Policy,” in Lenin Collected Works, vol. 42 (Moscow: Progress Publishers, 1971), 374-386, Marxists Internet Archive, geraadpleegd op 17 april 2020, https://www.marxists.org/archive/lenin/works/1921/dec/30b.htm.

41. Trevor Loudon, “Communism/Socialism: The Enemies Within,” The Schwarz Report, vol. 54, no. 7, juli 2014, http://www.schwarzreport.org/uploads/schwarz-report-pdf/schwarz-report-2014-07.pdf.

42. Nathan Pinkoski, “Jordan Peterson Is a Fulcrum for Right and Left’s Switch on Free Expression,” The Federalist, 2 februari 2018, http://thefederalist.com/2018/02/02/jordan-peterson-marks-fulcrum-right-lefts-side-switch-free-expression.

43. Stanley Kurtz, “Campus Chaos: Daily Shout-Downs for a Week,” National Review, 12 oktober 2017, https://www.nationalreview.com/corner/campus-chaos-daily-shout-downs-week-free-speech-charles-murray.

44. Andrew O’Reilly, “Antifa Protests Mean High Security Costs for Berkeley Free Speech Week, but Who’s Paying the Bill?”, Fox News, 15 september 2017, http://www.foxnews.com/us/2017/09/15/antifa-protests-mean-high-security-costs-for-berkeley-free-speech-week-but-whos-paying-bill.html.

45. “Outspoken Conservative Ben Shapiro Says Political Correctness Breeds Insanity,” ABC News, 20 oktober 2017, https://www.youtube.com/watch?time_continue=3&v=vj5JXrpwsZs&feature=emb_logo.

46. Jessica Schladebeck, “Penn Law Professor Loses Teaching Duties for Saying Black Students ‘Rarely’ Earn Top Marks,” New York Daily News, 15 maart 2018, http://www.nydailynews.com/news/national/law-professor-upenn-loses-teaching-duties-article-1.3876057.

47. Paul Hollander, Political Pilgrims: Travels of Western Intellectuals to the Soviet Union, China, and Cuba (New York: Oxford University Press, 1981).

48. J. Edgar Hoover, Masters of Deceit: The Story of Communism in America and How to Fight It (New York: Henry Holt and Co., 1958), 81-96.

49. Thomas Schuman (Yuri Bezmenov), No ‘Novosti’ Is Good News (Los Angeles: Almanac, 1985), 65-75.

50. Fred Schwarz en David Noebel, You Can Still Trust the Communists … to Be Communists (Socialists, Statists, and Progressives Too) (Manitou Springs, CO: Christian Anti-Communism Crusade, 2010), 44-52.

51. Paul Johnson, Intellectuals: From Marx and Tolstoy to Sartre and Chomsky (New York: Harper Perennial, 2007), 225.

中文正體