Hoofdstuk vier: Revolutie exporteren

Inhoudstafel

Inleiding

1. Revolutie exporteren naar Azië
a. De Koreaanse oorlog
b. De Vietnam oorlog
c. De Rode Khmer
d. De opkomst en ondergang van CCP-infiltratie in Zuidoost-Azië

2. Revolutie exporteren naar Latijns-Amerika en Afrika
a. Latijns-Amerika
b. Afrika

3. Socialisme in Oost-Europa
a. Sovjet-repressie van volksbewegingen in Oost-Europa
b. Albanië en China

4. Communisme na de Koude Oorlog

Referenties

* * *

Inleiding

De verspreiding van de communistische cultus over de wereld wordt aangedreven door geweld en misleiding. Hoewel communistische grootmachten, zoals de Sovjet-Unie of China, militair geweld hebben gebruikt om hun politieke systeem aan zwakkere landen op te leggen, mag niet worden vergeten dat de gewelddadige veroveringen van communistische regimes werden geholpen – en in hoge mate mogelijk gemaakt – door hun doeltreffend gebruik van propaganda. In de afgelopen jaren heeft de Chinese Communistische Partij deze strategie voortgezet door miljarden te steken in haar Grote Externe Propaganda Programma. [1]

Dit hoofdstuk geeft een inleiding op de wijze waarop de communistische regimes van het Oosten, met name de Volksrepubliek China (VRC), hun ideologie en invloed hebben verspreid in Azië, Afrika, Zuid-Amerika en Oost-Europa, voornamelijk tijdens de Koude Oorlog.

1. Revolutie exporteren naar Azië

De Chinese communistische beweging heeft haar succes te danken aan de Sovjet-Unie. In 1919 richtte het bolsjewistische regime de Derde Internationale (Komintern) op als haar instrument om de revolutie wereldwijd te bevorderen. In april 1920 reisde Comintern-vertegenwoordiger Grigori Voitinsky naar China, en kort daarna werd in Shanghai een kantoor opgericht om voorbereidingen te treffen voor de oprichting van de CCP. Gedurende enkele jaren was de CCP volledig afhankelijk van Sovjet-financiering en fungeerde als een orgaan van het communistische Sovjet regime. [2] De CCP bleef gedurende de volgende drie decennia de Sovjet-belangen in China behartigen.

De overwinning van de CCP op het vasteland van China hield indirect verband met linkse invloeden in de Verenigde Staten. Amerikaanse functionarissen in het State Department en andere instellingen die sympathiseerden met de Chinese communisten, kleurden Washingtons begrip van de politieke situatie in China tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Hun invloed bracht de Verenigde Staten ertoe de hulp aan de Nationalistische regering van Chiang Kai-shek stop te zetten, terwijl de Sovjet-Unie intussen haar steun aan de CCP opvoerde.

De Amerikaanse president Harry Truman nam ook het besluit om de aanwezigheid van Amerika in Azië na de oorlog af te bouwen. In 1948 begonnen de Amerikaanse troepen zich terug te trekken uit Zuid-Korea, en op 5 januari 1950 kondigde Truman aan dat de Verenigde Staten zich niet zouden mengen in de aangelegenheden in de Straat van Taiwan. Dit hield ook in dat de Verenigde Staten geen militaire steun meer zouden verlenen – zelfs niet in geval van oorlog – aan Nationalistisch China, dat zich tegen die tijd op het eiland Taiwan had teruggetrokken en geconfronteerd werd met een invasie van het in communistische handen zijnde vasteland. [3] De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson herhaalde het beleid van Truman en zei dat het Koreaanse schiereiland buiten de “verdedigingsperimeter” van de Verenigde Staten lag. [4] Dit anti-interventionistische beleid bood het communistische blok de gelegenheid zijn invloed in Azië uit te breiden en werd pas beëindigd nadat de Verenigde Naties stemden voor de verdediging van Zuid-Korea na de invasie door het Noorden in juni 1950.

De CCP maakte van het exporteren van revolutie een hoeksteen van haar buitenlands beleid. Naast financiële steun, training en wapens voor linkse opstanden, stuurde de VRC soms troepen om guerrillastrijders rechtstreeks bij te staan in hun strijd tegen legitieme regeringen. In 1973, tijdens de Culturele Revolutie, bereikten de uitgaven voor buitenlandse hulp van de VRC een hoogtepunt van bijna 7% van de nationale begroting.

Het extravagante project van de CCP om revolutie te exporteren werd betaald met de rijkdom – en vaak met het leven – van het Chinese volk.

Volgens Qian Yaping, een Chinese geleerde die toegang had tot vertrouwelijke documenten die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Volksrepubliek China waren vrijgegeven, “werd er in 1960 tienduizend ton rijst naar Guinee verscheept en vijftienduizend ton tarwe naar Albanië. Van 1950 tot eind 1964 bedroegen de totale uitgaven voor buitenlandse hulp 10,8 miljard yuan, in een periode waarin de meeste uitgaven plaatsvonden … te midden van de Grote Chinese Hongersnood.” Van 1958 tot 1962 stierven tientallen miljoenen mensen van honger tijdens de hongersnood. Toch werd er in die jaren in totaal 2,36 miljard yuan aan buitenlandse hulp uitgegeven. Als dit geld in eigen land was uitgegeven, hadden talloze Chinezen van de hongerdood gered kunnen worden. [5]

a. De Koreaanse oorlog

Communistische partijen streven naar wereldheerschappij en maken gebruik van machtsbeluste leiders als Jozef Stalin, Mao Zedong, Kim Il Sung en Ho Chi Minh om meer grondgebied en mensen onder hun kwaadaardige ideologie te brengen.

Op 25 juni 1950 viel Noord-Korea, na uitgebreide planning, het zuiden binnen. Seoel viel in slechts drie dagen, en na anderhalve maand oorlog bevond bijna het hele Koreaanse schiereiland zich onder noordelijke bezetting. Mao had zijn eigen voorbereidingen getroffen voor de Koreaanse oorlog. In maart 1950 hadden Chinese legers zich verzameld langs de Chinees-Koreaanse grens, klaar om het Noorden te helpen. Terwijl VN-troepen diep in Noord-Koreaans gebied oprukten, stuurde de CCP haar Volksleger in actie, en redde zo Kims communistische regime van de volledige vernietiging. De oorlog sleepte zich drie jaar voort en eiste aan beide zijden miljoenen levens. Communistisch China leed ongeveer een miljoen slachtoffers. [6]

Naast de redding van het Kim-regime had de CCP nog een ander motief om aan het conflict deel te nemen: Tijdens de Chinese burgeroorlog waren 1,7 miljoen soldaten overgelopen van de Kuomintang (Nationalistische Chinese) troepen om zich bij de gelederen van de CCP aan te sluiten. De Korea-oorlog bood een geschikte gelegenheid om zich van deze politiek onbetrouwbare troepen te ontdoen. [7]

Aangezien de VRC en de Sovjet-Unie vochten om invloed over Noord-Korea, profiteerde het Noorden van beide kanten. Toen Kim bijvoorbeeld in 1966 China bezocht, observeerde hij de aanleg van het metrosysteem in Peking en verzocht hij om de aanleg van een identieke metro in Pyongyang – gratis. Mao besloot onmiddellijk de aanleg in Beijing stop te zetten en materieel en personeel – waaronder twee divisies van het Spoorwegkorps van het Volksbevrijdingsleger en talrijke ingenieurs, in totaal enkele tienduizenden personeelsleden – naar Pyongyang te sturen. Het Noorden gaf geen cent uit en zette geen eigen mensen in bij de aanleg, maar eiste wel dat de CCP de veiligheid van de metro in tijden van oorlog zou garanderen. Uiteindelijk werd de metro van Pyongyang een van de diepste metrostelsels ter wereld, met een gemiddelde diepte van 90 meter en een maximale diepte van 150 meter onder de grond. Na de voltooiing van de bouw vertelde Kim het publiek dat deze was ontworpen en gebouwd door Koreanen. Bovendien omzeilde Kim vaak Beijing en ging hij rechtstreeks naar de Sovjet-Unie voor geld en materieel. Na de Koreaanse oorlog liet de CCP vertegenwoordigers in Noord-Korea achter met de opdracht het Noorden in de baan van de VRC te brengen. In plaats daarvan werden degenen die bevriend waren met de CCP gedood of gevangen gezet in Kims zuiveringen, en de VRC verloor op alle fronten. [8]

Noord-Korea is een toonbeeld van de verschrikkingen van het van buitenaf opgelegde communisme. Het regime van Kim is een van de wreedste en repressiefste ter wereld, en het Noord-Koreaanse volk leeft in bittere armoede.

Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie heeft de CCP de hulp aan Noord-Korea drastisch verminderd. In de jaren negentig werd Noord-Korea getroffen door een verwoestende hongersnood. De niet-gouvernementele organisatie North Korean Defectors’ Association meldde in 2007 dat in de eerste 60 jaar van het communistische bewind door de Kim-dynastie minstens 3,5 miljoen Noord-Koreanen stierven van de honger en aanverwante ziekten. [9]

b. De Vietnam oorlog

Voor de Vietnamoorlog steunde de CCP de Communistische Partij van Vietnam (CPV) tegen de Franse koloniale regering. In 1954 leden de Fransen een grote nederlaag bij Điện Biên Phủ, wat leidde tot de Conferentie van Genève van dat jaar en de confrontatie tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Na de Franse terugtrekking uit Indochina viel Noord-Vietnam het zuiden binnen via de Ho Chi Minh-route door Laos en Cambodja. Van 1964 tot 1973 namen de Verenigde Staten deel aan het conflict in een poging om de verspreiding van het communisme naar het Zuiden in te dammen. In die tijd was de Vietnamoorlog het grootste militaire conflict in één gebied sinds de Tweede Wereldoorlog.

Mao stuurde al in 1950 adviseurs naar de CPV. Het hoofd van de militaire adviesgroep was Generaal Wei Guoqing van het Volksbevrijdingsleger (PLA – Peoples Liberation Army). De adviesgroep van de CCP voor landhervorming arresteerde en executeerde tienduizenden Vietnamese landheren en “rijke boeren”, waardoor hongersnood en landbouwrellen in het Noorden ontstonden. De CCP hielp de CPV deze opstanden te onderdrukken en lanceerde ideologische rectificatiebewegingen van de Partij en het leger, vergelijkbaar met de CCP’s Yan’an Rectificatiebeweging van 1942-1944. Mao hielp Vietnam op grote schaal, ondanks het feit dat in China tientallen miljoenen mensen de hongerdood stierven. Hij deed dit om te concurreren met de Sovjets om invloed in Vietnam, en ook om zijn gezag binnen de CCP te vergroten.

In 1962 maakte Liu Shaoqi, vice-voorzitter van de CCP, tijdens de Seven-Thousand People’s Assembly een einde aan Mao’s rampzalige Grote Sprong Voorwaarts-beleid en trof hij voorbereidingen voor economisch herstel. Dit zou Mao effectief gemarginaliseerd hebben, dus om zijn macht te behouden, dwong Mao de VRC tot grotere betrokkenheid bij de Vietnamoorlog. Liu, die geen invloed had in het Volksbevrijdingsleger (PLA), moest zijn economische herstelplannen terzijde schuiven.

In 1963 stuurde Mao eerst Luo Ruiqing en daarna generaal Lin Biao naar Vietnam. Liu Shaoqi beloofde Ho Chi Minh dat de VRC de kosten van de Noord-Vietnamese oorlogsinspanningen zou dragen, en zei hem: ” Als er een oorlog uitbreekt kan je China beschouwen als jouw thuisfront.” De CCP kwam deze belofte na. Tegen 1975 bedroeg de totale hulp van de CCP aan Vietnam 20 miljard dollar en werden honderdduizenden Chinese troepen ingezet in Noord-Vietnam, in verschillende gevechts- en ondersteunende rollen.

Ironisch genoeg werd de door de CPV aan de CCP gevraagde hulp een punt van politieke breuk tussen de VRC en Noord-Vietnam. Om de Noord-Vietnamezen aan het vechten te houden met de Verenigde Staten, voorzag de CCP hen gestaag van wapens en ander oorlogsmateriaal. Ondertussen hoopte de CPV de oorlog sneller te kunnen beëindigen en sloot zich vanaf 1969 aan bij de door de VS geleide vredesbesprekingen in Parijs. De besprekingen sloten China uit, wat betekende dat de CPV de wens van Beijing ondermijnde om de Verenigde Staten vast te zetten in Vietnam.

In de jaren zeventig, na de poging tot overlopen en de dood van de prominente militaire leider van de CCP, Lin Biao, moest Mao dringend zijn politieke gezag opnieuw doen gelden. Bovendien hadden de betrekkingen tussen China en de Sovjet Unie een dieptepunt bereikt na een reeks militaire botsingen tussen de twee mogendheden in 1969 bij de Ussuri-rivier. Om de Sovjetdreiging het hoofd te bieden, werkte Mao samen met de Verenigde Staten en nodigde hij de Amerikaanse president Richard Nixon uit voor een bezoek aan China.

Mede omwille van de oppositie tegen de Vietnamoorlog in de Verenigde Staten, wilden de Verenigde Staten de strijd niet voortzetten en in 1973 trokken zij hun troepen uit Vietnam terug. Op 30 april 1975 bezette Noord-Vietnam Saigon en nam Zuid-Vietnam in. Onder leiding van de CCP begon de CPV met onderdrukkingsacties die vergelijkbaar waren met de CCP-campagne ter onderdrukking van contrarevolutionairen. Meer dan twee miljoen mensen uit Zuid-Vietnam onvluchtten het land en riskeerden daarbij hun leven, wat de grootste vluchtelingengolf uit Azië tijdens de Koude Oorlog werd.

c. De Rode Khmer

Na de eenmaking van het land en de ondertekening van een vredesakkoord met Washington distantieerde de CPV zich van de invloed van Beijing en ontwikkelde sterkere betrekkingen met de Sovjet-Unie. Mao was hier niet gelukkig mee en gebruikte het Cambodjaanse regime van de Rode Khmer, dat op één lijn stond met de CCP maar op gespannen voet met Vietnam, om Hanoi onder druk te zetten.

De steun van de CCP aan de Communistische Partij van Kampuchea (algemeen bekend als de Rode Khmer) begon in 1955, met Khmer-leiders die in China werden opgeleid. Pol Pot, de belangrijkste leider van de Rode Khmer, kwam met Mao’s goedkeuring in 1963 aan de macht. Alleen al in 1970 voorzag de CCP de Rode Khmer van genoeg wapens om dertigduizend mensen uit te rusten. Gedestabiliseerd door de oorlog in Vietnam, viel Cambodja in 1975 in handen van de Rode Khmer.

Het bewind van Pol Pot was uiterst wreed. Hij schafte de munteenheid af, beval alle stadsbewoners zich aan te sluiten bij collectieve dwangarbeidersploegen op het platteland en slachtte intellectuelen af om het land te bevrijden van “westerse” invloed. In iets meer dan drie jaar tijd was meer dan een kwart van de Cambodjaanse bevolking omgekomen van de honger of vermoord in de beruchte “killing fields”. De Rode Khmer wilde niet alleen zijn eigen onderdanen terroriseren, maar stuurde herhaaldelijk troepen de grens over naar Zuid-Vietnam en richtte meerdere bloedbaden aan in Vietnamese grensdorpen. Met steun van de Sovjets viel Vietnam in december 1978 Cambodja binnen. Na drie jaar van helse levensomstandigheden verwelkomde de Cambodjaanse bevolking het Vietnamese leger. Reeds na één maand oorlog werd de Rode Khmer uit de hoofdstad Phnom Penh verdreven en gedwongen de bergen in te vluchten om als guerrillastrijders te vechten. Vietnams straf-oorlog tegen de Rode Khmer maakte de toenmalige Chinese leider Deng Xiaoping woedend. Begin 1979 gaf Deng de PLA opdracht een “tegenaanval” tegen Vietnam in te zetten, wat resulteerde in een drie weken durende oorlog die volgens veel historici overtuigend door Vietnam gewonnen werd. De CCP bleef Vietnam de hele jaren tachtig aanvallen.

In 1997 leidde het grillige gedrag van Pol Pot tot felle ruzies binnen de Rode Khmer. Hij werd gearresteerd door Khmer-commandant Ta Mok en in een openbaar proces veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. In 1998 overleed hij aan hartfalen. In 2014 veroordeelde de Buitengewone Kamers voor de Rechtbanken van Cambodja, ondanks herhaalde obstructiepogingen van de CCP, twee Khmer-leiders, Khieu Samphan en Nuon Chea, tot levenslange gevangenisstraf.

d. De opkomst en ondergang van CCP-infiltratie in Zuidoost-Azië

Naast haar acties in de voormalige Franse koloniën van Indochina, heeft de CCP zich grote inspanningen getroost om communistische opstanden in heel Zuidoost-Azië bij te staan. Deze communistische bewegingen waren vooral actief in de jaren vijftig en zestig, waarna zij door de plaatselijke regeringen werden verslagen of gemarginaliseerd.

De export van de revolutie door de CCP had pijnlijke repercussies voor de Chinese diaspora. Duizenden overzeese Chinezen in Zuidoost-Aziatische landen werden vermoord bij uitbarstingen van etnisch geweld, en in veel gemeenschappen werden de rechten van de Chinezen om zaken te doen en onderwijs te volgen beperkt.

Een typisch voorbeeld was Indonesië. In de jaren vijftig en zestig verleende de CCP aanzienlijke financiële en militaire steun om de Communistische Partij van Indonesië (Partai Komunis Indonesia, of PKI) overeind te houden. De PKI was de grootste politieke groepering in die tijd, met drie miljoen directe leden in 1965. De aangesloten organisaties daarbij opgeteld bracht het totaal aantal aangeslotenen en leden op 22 miljoen, verspreid over de Indonesische regering en samenleving, waaronder velen die dicht bij de eerste Indonesische president, Soekarno, stonden.

Mao bekritiseerde in die tijd de Sovjet-Unie wegens haar steun aan “revisionisme”, d.w.z. een afwijking van de strikte marxistische leer, en moedigde de PKI sterk aan om de weg van de gewelddadige revolutie in te slaan. PKI-leider D.N. Aidit was een bewonderaar van Mao en bereidde een militaire staatsgreep voor. Op 30 september 1965 verpletterde de militaire leider Soeharto deze couppoging, verbrak hij de banden met China en zuiverde hij een groot aantal PKI-leden. De oorzaak van deze zuivering houdt verband met uitspraken van Zhou Enlai, de premier van de Volksrepubliek China. Tijdens één van de internationale bijeenkomsten tussen de communistische landen beloofde Zhou de Sovjet-Unie en vertegenwoordigers van andere communistische landen: “Er zijn zo veel overzeese Chinezen in Zuidoost-Azië. De Chinese regering heeft de mogelijkheid om het communisme te exporteren via deze overzeese Chinezen, en Zuidoost-Azië van de ene op de andere dag van kleur te doen veranderen.” Als reactie op de pogingen van de CCP om een lokale revolutie te ontketenen, begonnen grootschalige anti-Chinese bewegingen in Indonesië. [10]

De anti-Chinese beweging in Birma (ook bekend als Myanmar) was vergelijkbaar. In 1967, kort na het begin van de Culturele Revolutie, begonnen het Chinese consulaat in Birma en de plaatselijke afdeling van het Xinhua News Agency van de CCP de Culturele Revolutie op grote schaal te promoten onder overzeese Chinezen, door studenten aan te moedigen Mao-badges te dragen, zijn Rode Boekje te bestuderen en de confrontatie met de Birmese regering aan te gaan. De Birmese militaire junta onder het bewind van generaal U Ne Win gaf opdracht het dragen van badges met Mao’s afbeelding en het bestuderen van Mao’s geschriften te verbieden, en Chinese scholen te sluiten. In juni 1967 vonden anti-Chinese rellen plaats in de hoofdstad Yangon, waarbij tientallen mensen werden doodgeslagen en honderden gewond raakten.

In juli 1967 riepen de officiële spreekbuizen van de CCP op tot “krachtige ondersteuning van het volk van Myanmar onder leiding van de Communistische Partij van Birma om een gewapend conflict te voeren en een grote opstand te beginnen tegen de regering Ne Win”. Spoedig daarna zond de CCP een militair adviesteam uit om de Communistische Partij van Birma (CPB) bij te staan, die door Birmese regeringstroepen de bossen was ingedreven. Op 1 januari 1968 viel een groot aantal Chinese Rode Gardisten en CPB-troepen Birma aan vanuit de Chinese provincie Yunnan, waarbij zij de Birmese regeringstroepen versloegen en de controle over de regio Kokang overnamen. [11]

Rond de tijd van de Culturele Revolutie deed de CCP pogingen om de revolutie te exporteren door onder andere geweld te bevorderen en militaire training, wapens en financiering te verschaffen. Toen de CCP haar pogingen om revolutie te exporteren stopte, vielen de communistische partijen in verschillende landen uiteen en slaagden er niet in zich te herstellen.

In 1961 besloot de Maleisische Communistische Partij (MCP) af te zien van gewapende conflicten en in plaats daarvan de politieke macht te verwerven door middel van legale verkiezingen. Deng Xiaoping ontbood MCP-leider Chin Peng en anderen naar Beijing en eiste dat zij hun pogingen tot gewelddadige opstand zouden voortzetten, omdat de CCP op dat moment geloofde dat een revolutionaire vloedgolf rond het Vietnamese slagveld spoedig Zuidoost-Azië zou overspoelen. De MCP zette aldus haar gewapende strijd en pogingen om revolutie te ontketenen nog twintig jaar voort. [12] De CCP financierde de MCP en liet haar wapens aankopen op de zwarte markt in Thailand, en in 1969 richtte de CCP het Maleisische radiostation Sound of Revolution op in Yiyang City, provincie Hunan, om uit te zenden in het Maleis, Chinees, Tamil, Engels, en andere talen. [13]

Naast de bovengenoemde landen trachtte de CCP ook revolutie te exporteren naar de Filippijnen, Nepal, India, Sri Lanka, Japan, en elders, waarbij zij in sommige gevallen militaire training gaf en in andere gevallen propaganda verspreidde. Sommige van deze communistische organisaties werden later internationaal erkende terroristische groeperingen. Het Japanse Rode Leger bijvoorbeeld, opgericht in 1971, had zijn wortels in de radicale beweging van de jaren 1960 en werd berucht om zijn anti-monarchistische en gewelddadige revolutionaire propaganda. De groep was verantwoordelijk voor een reeks terroristische aanslagen, waaronder meerdere vliegtuigkapingen en het bloedbad op de luchthaven van Lod.

Aan het eind van de jaren zeventig, na de Culturele Revolutie, verminderde de CCP haar steun aan de communistische bewegingen in Zuidoost-Azië. Tijdens een ontmoeting tussen de Singaporese Eerste Minister Lee Kuan Yew en Deng Xiaoping verzocht Lee Deng de radio-uitzendingen van de MCP en de Communistische Partij van Indonesië te stoppen. In die tijd was de VRC omringd door vijanden en geïsoleerd, en Deng was net aan de macht gekomen en had internationale steun nodig, dus ging hij in op Lee’s verzoek. Deng had een ontmoeting met MCP-leider Chin Peng en stelde een termijn vast voor het stopzetten van de uitzendingen waarin werd gepleit voor een communistische revolutie. [14]

2. Revolutie exporteren naar Latijns-Amerika en Afrika

Zowel de Sovjet-Unie als de VRC voerden uitgebreide campagnes ter ondersteuning van communistische bewegingen in het Midden-Oosten, Zuid-Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Aan het eind van de jaren zestig echter, toen de Sovjet-Unie onder druk kwam te staan van de containment-strategie van de Verenigde Staten en de NAVO, koos zij voor een nieuwe ideologische lijn van détente. Dit beleid riep op tot vreedzame coëxistentie met de westerse kapitalistische landen, hetgeen de Sovjet-Unie ertoe bracht haar steun aan revolutionaire bewegingen in de Derde Wereld te verminderen. De CCP, die een wereldwijde revolutie predikt, beschuldigde de Sovjets van “revisionisme”. In het begin van de jaren zestig stelde Wang Jiaxiang, de minister van de Internationale Verbindingsafdeling en een voormalig ambassadeur van de VRC in de Sovjet-Unie, een soortgelijk beleid voor, maar hij werd door Mao bekritiseerd omdat hij te vriendelijk zou zijn voor de imperialisten, revisionisten en reactionairen en niet genoeg steun zou geven aan de revolutionaire wereldbeweging.

Tijdens de Culturele Revolutie gebruikte de CCP vaak de slogan: “Het proletariaat kan zichzelf alleen bevrijden door de hele mensheid te bevrijden.” In 1965 beweerde Lin Biao, toenmalig minister van nationale defensie, in zijn artikel “Leve de overwinning van de volksoorlog!” dat een hoogtij in de wereldrevolutie ophanden was. In navolging van Mao’s theorie van “het omsingelen van de steden vanuit het platteland” (hoe de CCP de macht greep in China), vergeleek Lin Noord-Amerika en West-Europa met steden, en Azië, Afrika, en Latijns-Amerika met het platteland. De export van de revolutie naar Azië, Afrika en Latijns-Amerika werd beschouwd als een belangrijke politieke en ideologische taak voor de CCP, omdat daarmee de basis gelegd zou worden voor de verovering van het Westen. Onder Mao’s leiding exporteerde de CCP daarom niet alleen de revolutie naar Azië, maar concurreerde ze ook met de Sovjet-Unie om invloed in Afrika en Latijns-Amerika.

a. Latijns-Amerika

Professor Yinghong Cheng van de Delaware State University schreef in zijn artikel “Exporting Revolution to the World: An Exploratory Analysis of the Influence of the Cultural Revolution in Asia, Africa, and Latin America”:

In Latijns-Amerika richtten maoïstische communisten in het midden van de jaren zestig organisaties op in Brazilië, Peru, Bolivia, Colombia, Chili, Venezuela en Ecuador. De leden waren voornamelijk jongeren en studenten. Met de steun van China richtten maoïsten in Latijns-Amerika in 1967 twee guerrillagroepen op: Het Volksbevrijdingsleger van Colombia [dat] een vrouwelijke compagnie omvatte die het Rode Detachement van Vrouwen nabootste en de María Cano Eenheid werd genoemd [; en] Bolivia’s Ñancahuazú Guerrilla, of Nationaal Bevrijdingsleger van Bolivia. Sommige communisten in Venezuela lanceerden in dezelfde periode ook acties van gewapend geweld.

Bovendien werd de leider van de Communistische Partij van Peru, Abimael Guzmán, aan het eind van de jaren zestig in Beijing opgeleid. Belangrijker dan zijn studie van explosieven en vuurwapens, was dat hij zich de Mao Zedong Gedachte eigen maakte, met name de ideeën over “de geest die in materie verandert” en dat men door het juiste pad te volgen kan gaan “van geen personeel hebben naar wel personeel hebben; van geen wapens hebben naar wel wapens hebben”. [15]

Abimael Guzmán was de leider van de Communistische Partij van Peru (ook bekend als het Lichtend Pad), die door de regeringen van de Verenigde Staten, Japan, Canada, de Europese Unie en Peru als terroristische organisatie is aangemerkt.

Cuba was het eerste land in Latijns-Amerika dat diplomatieke banden aanknoopte met de CCP. Om Cuba voor zich te winnen en tegelijkertijd met de Sovjet-Unie te wedijveren om het leiderschap van de internationale communistische beweging, verstrekte de CCP Che Guevara een lening van 60 miljoen dollar toen deze in november 1960 een bezoek bracht aan China. Dit was in een tijd dat het Chinese volk omkwam van de honger ten gevolge van de Grote Sprong Voorwaarts campagne. Zhou Enlai vertelde Guevara ook dat de lening door onderhandelingen kon worden kwijtgescholden. Later, toen Fidel Castro naar de Sovjet-Unie begon te neigen, nadat de relaties tussen China en de Sovjet-Unie bekoeld waren, stuurde de CCP een groot aantal propagandapamfletten naar Cubaanse ambtenaren en burgers via de ambassade in Havana in een poging een staatsgreep tegen het Castro-regime uit te lokken. [16]

In 1972, toen Mexico en de CCP diplomatieke betrekkingen aangingen, was de eerste Chinese ambassadeur in Mexico Xiong Xianghui, een inlichtingenagent van de CCP. Xiong kreeg de opdracht inlichtingen te verzamelen (ook over de Verenigde Staten) en zich met de Mexicaanse regering te bemoeien. Net voordat Xiong aankwam, maakte Mexico de arrestatie bekend van een groep guerrillastrijders die in China waren opgeleid. De Mexicaanse president Luis Echeverrí was bijzonder verbolgen omdat hij bij het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met China felle tegenstand van binnen Mexico en van de Verenigde Staten had weerstaan. Xiong stelde Zhou Enlai voor het incident glad te strijken door Echeverría uit te nodigen voor een bezoek aan China. Echeverría aanvaardde de uitnodiging en verzocht de CCP voorts Mexico een voorkeursbehandeling te geven op het vlak van handel, waarmee de CCP instemde. [17]

b. Afrika

Cheng beschreef ook hoe de CCP de onafhankelijkheid van de Afrikaanse landen heeft beïnvloed en welke weg zij na de onafhankelijkheid zijn ingeslagen:

Volgens berichten in de westerse media kregen sommige Afrikaanse revolutionaire jongeren uit Algerije, Angola, Mozambique, Guinee, Kameroen en Kongo vóór het midden van de jaren zestig een opleiding in Harbin, Nanjing en andere Chinese steden. Een lid van de Zimbabwe African National Union (ZANU) beschreef zijn eenjarige training in Shanghai. Naast militaire training ging het vooral om politieke studies, hoe de plattelandsbevolking te mobiliseren en een guerrillaoorlog te beginnen met als doel een volksoorlog. [18]

In de jaren zestig ontvingen Tanzania en Zambia de meeste hulp van de externe revolutieprojecten van de CCP op het continent.

De CCP stuurde bijvoorbeeld een groep deskundigen van het Shanghai Textile Industry Bureau om een textielfabriek in Tanzania te bouwen. De leider van de groep injecteerde een sterke ideologische toon in het hulpproject. Bij aankomst op de bouwplaats hing hij de rode vlag met vijf sterren van de VRC op, richtte een standbeeld van Mao op met citaten van Mao, speelde muziek uit het tijdperk van de Culturele Revolutie en reciteerde Mao-citaten. De bouwplaats werd een model voor de Culturele Revolutie in het buitenland. Hij organiseerde ook een propagandateam om het Mao Zedong-gedachtegoed te promoten en verspreidde actief opstandige opvattingen onder de plaatselijke arbeiders. De Tanzaniaanse autoriteiten waren woedend over de pogingen van de CCP om een lokale revolutie aan te moedigen.

Toen besloot Mao een Tanzania-Zambia spoorweg aan te leggen die ook Oost-Afrika met Centraal- en Zuidelijk Afrika zou verbinden. Van 1970 tot 1976 zond China vijftigduizend arbeiders en besteedde bijna tien miljard yuan aan de aanleg van de 320 bruggen en 22 tunnels van de spoorweg. De overeenkomstige kosten van de spoorweg zouden vandaag in de honderden miljarden yuan, of in de tientallen miljarden Amerikaanse dollars, hebben gelegen. Door slecht beheer en corruptie in zowel Tanzania als Zambia is de spoorlijn echter nooit winstgevend geweest en is ze nog steeds afhankelijk van Chinese hulp om haar activiteiten voort te zetten.

3. Socialisme in Oost-Europa

Na de nederlaag van de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog bezette de Sovjet-Unie Oost-Duitsland, in overeenstemming met de verdeling van de macht die op de Conferentie van Jalta was vastgesteld. Moskou vestigde communistische regimes in alle Oost-Europese landen die onder zijn controle stonden en vormde het Warschaupact – een militair verbond.

Naarmate de Koude Oorlog vorderde, streefde de Sovjet-Unie ernaar haar dominantie over haar satellietstaten te handhaven. Na de bekoeling van de relaties tussen China en de Sovjet-Unie zocht de VRC toenadering tot de Oosteuropese regimes, en gaf extra aandacht aan het Balkan land Albanië.

a. Sovjet-repressie van volksbewegingen in Oost-Europa

In februari 1956 stelde Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov Stalin aan de kaak in een geheime toespraak tijdens het twintigste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU), waarmee een periode van beperkte politieke liberalisering begon. Deze ontspanning leidde tot opstanden in Oost-Europa, eerst in Polen en daarna in Hongarije.

Na de dood van de feitelijke dictator Bolesław Bierut, begonnen zijn opvolgers in Polen in maart 1956 aan te sturen op hervormingen en een breuk met de stalinistische erfenis. In juni gingen tienduizenden fabrieksarbeiders in Poznań in staking. Nadat de demonstranten brutaal waren onderdrukt, nam de partijleiding, die de opkomst van nationalistische gevoelens onderkende, maatregelen om het volk te sussen. Zij kozen Władysław Gomułka tot leider, die vijandig stond ten opzichte van de Sovjet-Unie en bereid was zich tegen Chroesjtsjov te verzetten.

In oktober 1956 vond toen in Hongarije een poging tot revolutie plaats, die begon met een groep studenten die een lijst van zestien eisen opstelden, waaronder de terugtrekking van de Sovjettroepen. Op 23 oktober gooiden demonstranten het bronzen standbeeld van Stalin omver, waarbij enkel de laarzen van het beeld bleven staan, waarin de menigte Hongaarse vlaggen plaatste. Naar schatting tweehonderdduizend demonstranten vulden de straten. Sovjettanks en -troepen openden het vuur op de menigte, waarbij vele ongewapende demonstranten om het leven kwamen.

De Sovjet-Unie wenste aanvankelijk samen te werken met de nieuw opgerichte oppositiepartij en benoemde Imre Nagy tot eerste minister en voorzitter van de ministerraad. Maar nadat Nagy aan de macht was gekomen, trok hij zich terug uit het Warschaupact en drong aan op verdere liberalisering. Als reactie daarop stuurden de Sovjets op 4 november 60.000 troepen en tanks om de onafhankelijkheidsbeweging neer te slaan, waarbij enkele duizenden doden vielen. Nagy werd gevangen genomen en uiteindelijk geëxecuteerd, samen met honderden van zijn aanhangers. Honderdduizenden Hongaren vluchtten naar het Westen. [19]

De Sovjetinvasie in Hongarije werd een decennium later gevolgd door de Praagse Lente in Tsjecho-Slowakije in 1968. De Tsjechoslowaakse Communistische Partij (KSČ) had na de toespraak van Chroesjtsjov in 1956 de regels versoepeld, waardoor een relatief onafhankelijk maatschappelijk middenveld kon ontstaan. Een representatieve figuur uit die tijd was Václav Havel, die later de eerste president van de huidige Tsjechische Republiek werd.

In januari 1968 nam de hervormingsgezinde politicus Alexander Dubček het roer over als eerste secretaris van de KSČ. Hij versterkte de hervormingen en propageerde de slogan “socialisme met een menselijk gezicht”. Kort daarna begon Dubček met de grootschalige rehabilitatie van personen die tijdens de Stalinperiode ten onrechte waren vervolgd. Dissidenten werden vrijgelaten, de controle op de media werd versoepeld, academische vrijheid werd aangemoedigd, burgers mochten naar het buitenland reizen en het toezicht op de kerk werd verminderd. Het meest cruciale was dat de KSČ een beperkte democratie binnen de partij toestond.

De Sovjet-Unie, die zich de Hongaarse opstand van 1956 herinnerde, beschouwde dergelijke hervormingen als verraad aan de socialistische beginselen en vreesde dat andere landen dit voorbeeld zouden volgen. Van maart tot augustus 1968 hielden Sovjetambtenaren, waaronder secretaris-generaal van de CPSU Leonid Brezjnev, vijf conferenties met Dubček in een poging hem onder druk te zetten om de democratische hervormingen te laten varen. Dubček negeerde de eisen van Brezjnev. In augustus vielen de Sovjet-Unie en andere landen van het Warschaupact Tsjecho-Slowakije binnen met honderdduizenden manschappen, waardoor voor het land met een verrassingsaanval werd ingenomen. De Praagse Lente werd verpletterd en “socialisme met een menselijk gezicht” was niet meer. [20]

De Sovjet-Unie vertrouwde op haar militaire kracht om het communistische bewind aan Oost-Europa op te leggen en haar controle over de regio te handhaven. Zelfs de geringste stap in de richting van liberalisering leidde tot opstanden tegen het socialistische systeem. Aan het eind van de jaren tachtig begon de Sovjetleiding met politieke en economische hervormingen, die leidden tot het einde van de Koude Oorlog, de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van alle communistische regimes in Oost-Europa. Toen de Sovjet-Unie niet langer bereid was het dure beleid voort te zetten dat nodig was om haar dominantie te handhaven, kwam de bevolking van Polen, Roemenië, Bulgarije, Tsjecho-Slowakije en Oost-Duitsland in opstand in een over het algemeen vreedzaam protest tegen de lokale regimes.

Op 4 juni 1989, de dag van het bloedbad op het Tiananmen-plein in China, hield Polen zijn eerste ronde van vrije democratische verkiezingen. In de tweede ronde, die op 18 juni plaatsvond, werden de communisten en hun coalitiepartners uit het parlement verwijderd.

In oktober 1989 vonden in verschillende steden in Oost-Duitsland massademonstraties plaats tegen de regerende Socialistische Eenheidspartij (SED). Tijdens een bezoek aan Berlijn die maand vertelde Sovjetleider Michail Gorbatsjov aan Erich Honecker, secretaris-generaal van de SED, dat hervorming de enige weg vooruit was.

Onmiddellijk daarna hief Oost-Duitsland de reisbeperkingen op naar Hongarije en Tsjecho-Slowakije, die, naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie, hun eigen politieke liberaliseringen doormaakten. Hierdoor konden grote aantallen mensen via Tsjecho-Slowakije naar West-Duitsland uitwijken en de Berlijnse Muur kon de golven vluchtende burgers niet langer tegenhouden. Op 9 november gaf de SED de grenscontrole aan de inter-Duitse grens op. Tienduizenden Oost-Duitsers stroomden West-Berlijn binnen en de muur werd ontmanteld. Het symbool van het communistische IJzeren Gordijn dat tientallen jaren had standgehouden, verdween in de geschiedenis. [21]

b. Albanië en China

De CCP deed veel moeite om invloed te krijgen op Albanië, dat al vroeg kritiek had op Moskou en uit het Warschaupact was gestapt. Mao was blij met Albanië’s breuk met de Sovjets, en zo begon hij met het programma om “hulp” te geven aan Albanië, ongeacht de kosten.

Xinhua meldde dat “van 1954 tot 1978, China vijfenzeventig keer financiële steun verleende aan de Partij van de Arbeid van Albanië; de som in de overeenkomst bedroeg meer dan tien miljard Chinese yuan”. In die tijd telde Albanië slechts ongeveer twee miljoen inwoners, wat betekende dat elke persoon het equivalent van vijfduizend yuan ontving. Intussen bedroeg China’s gemiddelde jaarlijkse BBP per hoofd van de bevolking slechts tweehonderd yuan. In deze periode werd China ook geteisterd door de hongersnood van de Grote Sprong Voorwaarts en de economische ineenstorting als gevolg van Mao’s Culturele Revolutie. Tijdens de hongersnood gebruikte de Volksrepubliek China haar kleine reserves aan buitenlandse valuta om voedsel in te voeren. In 1962 reisde Reis Malile, de Albanese ambassadeur in China, naar China om landbouwhulp te vragen. Op bevel van de vice-voorzitter van de Partij, Liu Shaoqi, veranderde een Chinees schip met in Canada aangekochte tarwe op weg naar China van koers en loste de tarwe in een Albanese haven. [22]

Bovendien hielp China Albanië bij de bouw van een textielfabriek, maar Albanië had geen katoen, zodat Peking zijn buitenlandse reserves moest gebruiken om katoen voor Albanië te kopen. Bij een gelegenheid vroegen Albanese ambtenaren aan Geng Biao, de toenmalige ambassadeur van de Volksrepubliek China in Albanië, om belangrijke apparatuur in een kunstmestfabriek te vervangen en eisten zij dat de apparatuur uit Italië zou komen. China kocht vervolgens machines uit Italië en installeerde deze voor Albanië. Ondertussen nam Albanië de Chinese hulp voor lief en verspilde deze vaak. Enorme hoeveelheden staal, machine-apparatuur en precisie-instrumenten die uit China werden gezonden, werden aan de elementen blootgesteld. Albanese officials maakten zich daar geen zorgen over; zij dachten dat als het materiaal of de apparatuur kapotging of verloren ging, China hun gewoon meer zou geven.

In 1974 streefde Albanië naar een lening van vijf miljard yuan van China. Hoewel de Volksrepubliek China zich als gevolg van de Culturele Revolutie in een staat van bijna totale economische ineenstorting bevond, keurde zij een lening van één miljard yuan aan Albanië goed. De Albanese leiders waren echter zeer ontevreden en begonnen een anti-Chinese beweging met slogans als “Wij zullen nooit ons hoofd buigen voor de economische druk van een vreemd land”. Ook weigerde Albanië in te gaan op de verzoeken van de Volksrepubliek China om aardolie en asfalt.

Het doel van dit hoofdstuk is eenvoudigweg aan te tonen dat de verspreiding van geweld een essentiële methode is die het communisme gebruikt om zich internationaal uit te breiden. Hoe meer bevolking en land het spook controleert, hoe gemakkelijker het is om de mensheid te vernietigen.

4. Communisme na de Koude Oorlog

Na de revoluties van 1989 onderging de Sovjet-Unie zelf drastische politieke veranderingen. In augustus 1991 pleegden hardliners binnen de CPSU, de KGB en het leger, die de hervormingen van Gorbatsjov als een verraad aan het communisme beschouwden, een staatsgreep, waarbij de Sovjetleider onder huisarrest werd geplaatst en tanks werden gestuurd om Moskou te bezetten. Maar het complot kreeg geen steun van de gewone partijleden of van het grote publiek en de samenzweerders werden gearresteerd of pleegden zelfmoord. Op 25 december 1991, toen overal in het land de onafhankelijkheidsbewegingen toenamen, kondigde Gorbatsjov de ontbinding van de Sovjet-Unie in vijftien onafhankelijke republieken aan.

Het einde van de Koude Oorlog, de ineenstorting van het Sovjetblok en het begin van de economische hervormingen in China leken het einde te betekenen van de bedreiging die het communisme vormde voor de vrije wereld en de mensheid. In werkelijkheid leidde de patstelling tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie de aandacht af van de machinaties van de CCP zelf, waardoor deze tientallen jaren de tijd kreeg om haar totalitaire systeem te versterken en de vrije wereld te ondermijnen.

In tegenstelling tot de nazificatiebeweging na de Tweede Wereldoorlog, met haar openbare processen tegen nazi-oorlogsmisdadigers en brede voorlichting over het kwaad van de fascistische ideologie, is een volledige afrekening van de communistische misdaden nog steeds niet tot stand gekomen. Rusland en vele andere voormalige Sovjetrepublieken hebben nooit duidelijk gebroken met hun Sovjetverleden of het geheime politie-apparaat afgeschaft. Een voormalige KGB-agent diende als hoofd van de geheime politie van Rusland en heeft nu de leiding over het land. De communistische ideologieën en hun aanhangers zijn niet alleen nog steeds actief, maar verspreiden hun invloed ook naar het Westen en de rest van de wereld.

De anticommunistische activisten in het Westen – de oudere generaties die een dieper inzicht hebben in het communisme – sterven geleidelijk uit, terwijl de leden van de nieuwere generaties niet voldoende worden voorgelicht over het communisme. Communistische en linkse organisaties over de hele wereld zijn erin geslaagd hun radicale of progressieve bewegingen voort te zetten om traditionele waarden en sociale structuren omver te werpen en te vernietigen.

De eerste president van de Russische Federatie, Boris Jeltsin, nam een aantal maatregelen om de sovjetideologie te zuiveren – door voormalige sovjetambtenaren te ontslaan, standbeelden van Lenin en andere communistische leiders neer te halen en door orthodox-christelijke kerken te herbouwen die door de CPSU verwoest waren – maar deze stappen bleken grotendeels oppervlakkig in het zuiveren van het land van een diepgewortelde partijcultuur die al bijna zeven decennia lang in mensen en instellingen was ingebakken. De politieke onrust en de economische ineenstorting die op het einde van de Sovjet-Unie volgden, voedden bovendien de nostalgie naar het voorbije tijdperk.

De heropleving van de steun voor het communisme in Rusland leidde tot de oprichting van de Communistische Partij van de Russische Federatie (CPRF). Deze partij werd en bleef een belangrijke politieke partij tot de opkomst van het Verenigd Rusland van Vladimir Poetin.

In oktober 1993 – slechts twee jaar nadat de burgers van Moskou de straat op waren gegaan om hun onafhankelijkheid en democratie op te eisen – marcheerden tienduizenden Moskovieten op het Rode Plein, waarbij ze de namen van Lenin en Stalin schreeuwden en met de voormalige Sovjetvlaggen zwaaiden. In recente opiniepeilingen, zoals een opiniepeiling die in 2015 werd uitgevoerd door RBK TV in Moskou, zeiden veel respondenten (ongeveer 60 procent in de RBK-peiling) dat de Sovjet-Unie zou moeten herrijzen. In mei 2017 hield de Communistische Jeugdliga, die is opgericht als een gelieerde organisatie van de CPSU, een eedafleggingsceremonie voor jongeren op het Rode Plein in Moskou voor het graf van Lenin. Op de bijeenkomst beweerde CPRF-voorzitter Gennady Zyuganov dat er onlangs zestigduizend nieuwe rekruten tot de partij waren toegetreden en dat de Communistische Partij bleef voortbestaan en groeien.

Het spook van het communisme blijft rondwaren in ‘s werelds grootste land. Alleen al in Moskou zijn er meer dan tachtig monumenten voor Lenin, wiens graf op het Rode Plein nog steeds toeristen en volgelingen aantrekt. De misdaden van de KGB zijn nooit helemaal blootgelegd en veroordeeld door de wereld. In de afgelopen eeuw is in de meeste landen de openlijke communistische invloed in de regering weggeëbd. Op het hoogtepunt van de communistische beweging tijdens de Koude Oorlog waren er meer dan twintig landen die werden geregeerd door uitgesproken communistische regimes. Vandaag zijn er nog maar vier over: China, Vietnam, Cuba, en Laos. Hoewel de regeringspartij van Noord-Korea verwijzingen naar het marxisme-leninisme heeft laten vallen, is het nog steeds een totalitaire communistische staat. Meer dan honderd landen in de wereld hebben communistische partijen geregistreerd.

In de jaren tachtig waren er meer dan vijftig communistische partijen in Latijns-Amerika, met in totaal een miljoen leden (waarvan de Communistische Partij van Cuba ongeveer de helft voor haar rekening nam). In het begin van de jaren tachtig waren de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in een felle concurrentiestrijd verwikkeld in de brandhaarden van Latijns-Amerika en Azië. Met de ineenstorting van Oost-Europa en de Sovjet-Unie werden communistische partijen die zich op geweld richtten om hun heerschappij af te dwingen, zoals de Communistische Partij van Peru, steeds minder talrijk.

Toch kwamen de meeste Latijns-Amerikaanse landen nog onder varianten van het socialisme terecht. Linkse politieke partijen droegen namen als de Democratische Socialistische Partij en de Socialistische Volkspartij. Een aantal communistische partijen in Midden-Amerika verwijderden de woorden “communistische partij” uit hun naam, maar bleven communistische en socialistische ideologieën propageren, waardoor zij nog bedrieglijker werden in hun activiteiten.

Van de drieëndertig onafhankelijke landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied hebben de meeste communistische partijen die als legitieme politieke spelers worden aanvaard. In Venezuela, Chili, Uruguay en elders hebben de communistische partij en de regerende partij vaak coalitieregeringen gevormd, terwijl communistische partijen in andere landen de rol van oppositie spelen.

In het Westen en in andere regio’s van de wereld nam het communisme niet zijn toevlucht tot een gewelddadige revolutie zoals in het Oosten het geval was. In plaats daarvan koos het voor een verborgen aanpak, waarbij voorstanders van linkse ideologieën infiltreerden in bijna elk aspect van de samenleving. Tientallen jaren later zijn westerse vormen van communisme er grotendeels in geslaagd de traditionele samenleving en moraal te ondermijnen en de door het goddelijke geschonken cultuur te desintegreren. In die zin heeft het spook van het communisme zijn controle over de hele wereld doen gelden.

Hoofdstuk drieHoofdstuk vijf (Deel 1)

Referenties

1. Chongyi Feng, “How the Chinese Communist Party Exerts its Influence in Australia,” ABC News (Australië), 5 juni 2017, http://www.abc.net.au/news/2017-06-06/how-china-uses-its-soft-power-strategy-in-australia/8590610.

2. Jung Chang en Jon Halliday, “Lukewarm Believer (1920-25; leeftijd 26-31),” Mao: The Unknown Story (New York: Anchor Books, 2006).

3. Harry Truman, “Statement on Formosa” (toespraak, Witte Huis, 5 januari 1950), USC US-China Institute, geraadpleegd op 19 april 2020, https://china.usc.edu/harry-s-truman-%E2%80%9Cstatement-formosa%E2%80%9D-january-5-1950.

4. “US Enters the Korean Conflict,” National Archives, laatst gewijzigd op 7 september 2016, https://www.archives.gov/education/lessons/korean-conflict.

5. Qian Yaping 錢亞平, “60 nian lai Zhongguo de dui wai yuanzhu: zui duo shi zhan guojia caizheng zhichu 7%” 60年來中國的對外援助:最多時佔國家財政支出7% [“Sixty Years of China’s Foreign Aid: Up to 7 Percent of the National Fiscal Expenditure”], People’s Daily, 27 mei 2011, http://history.people.com.cn/BIG5/205396/14757192.html. [In Chinees].

6. Chen Xianhui 陈宪辉, “Di 38 zhang kang Mei yuan Chao” 第38章 抗美援朝 [“Chapter 38: Resist US, Aid Korea”], in Geming de zhenxiang. Ershi shiji Zhongguo jishi 革命的真相. 二十世纪中国纪事 [The Truth of the Revolution: 20th Century Chronology of China] (december 2014), https://www.bannedbook.net/forum2/topic6605.html. [In het Chinees]

7. Zhong Shanluo 鐘山洛, Dangshi mimi 黨史秘密 [Secrets of Party History] (Taiwan: Ha Ye chubanshe, 2016). [In het Chinees]

8. Chen Xianhui 陈宪辉, “Di 52 zhang Wen Ge wai jiao: duiwai shuchu geming” 第52章 文革外交与输出革命 [“Chapter 52: The Cultural Revolution Diplomacy and Export Revolution”], in Geming de zhenxiang. Ershi shiji Zhongguo jishi 革命的真相. 二十世纪中国纪事 [The Truth of the Revolution: 20th Century Chronology of China] (december 2014), https://www.bannedbook.net/forum2/topic6605.html. [In het Chinees]

9. Li Su 李肃, “Jie mi shi ke: taoli Chaoxian wangming Zhongguo (wanzhengban)” 解密时刻:逃离朝鲜 亡命中国 (完整版 ) [“Leaking Moment: Escaping North Korea, Dying in China ” (volledige versie)], Voice of America, 8 oktober 2012, https://www.voachinese.com/a/hm-escaping-north-korea-20121007/1522169.html. [In het Chinees].

10. Song Zheng 宋征, “1965 Yinni ‘9.30’ zhengbian shimo” 1965印尼『9.30』政政变始末 [“The 9.30 Coup in Indonesia in 1965”], China in Perspective, gewijzigd 20 September 2017, http://www.chinainperspective.com/ArtShow.aspx?AID=183410. [In het Chinees]

11. Wang Nan 王南, “Shuo gu lun jin: Miandian de Zhongguo chongjidui bo”, 说古论今:缅甸的中国冲击波 [“Talking About History: China’s Shock Wave in Myanmar”], Voice of America, 24 februari 2012, https://www.voachinese.com/a/article-2012024-burma-china-factors-iv-140343173/812128.html. [In het Chinees].

12. Cheng Yinghong 程映虹, “Xiang shijie shuchu geming-“Wen Ge” zai Ya Fei La de yingxiang chutan “向世界输出革命──”文革 “在亚非拉的影响初探 [“Exporting Revolution to the World: An Early Exploration of the Impact of the Cultural Revolution in Asia, Africa and Latin America”], Moderne China Studies, vol. 3 (2006). [In het Chinees].

13. Chen Yinan 陳益南, “She zai Zhongguo de Ma Gong diantai”, 設在中國的馬共電台 [“MCP Radio Station in China”], Yanhuang Chunqiu, vol. 8, 2015. [In Chinees].

14. Cheng, “Xiang shijie shuchu geming.”

15. Ibid.

16. Chen, “Di 52 zhang Wen Ge wai jiao.”

17. Hanshan 寒山, “Jin shi zuo fei: Xiong Xiangshi he Zhonggong zai La Mei shuchu geing de lishi” 今是昨非﹕熊向暉和中共在拉美輸出革命的歷史 [“Xiong Xianghui and the CCP’s history of exporting revolution to Latin America”], Radio Free Asia, 17 november 2005, https://www.rfa.org/cantonese/features/history/china_cccp-20051117.html. [In het Chinees].

18. Cheng, “Xiang shijie shuchu geming.”

19. Chen Kuide 陈奎德, Jindai xianfa de yanhua 近代宪政的演化 [De evolutie van het hedendaags constitutionalisme], The Observer (2007), hfdst. 60. [In het Chinees]

20. Ibid., chap. 67.

21. Ibid., chap. 77.

22. Wang Hongqi, “Zhongguo dui Aerbaniya de yuanzhu” 中国对阿尔巴尼亚的援助 [“China’s Aid to Albania”], Yanhuang Chunqiu, geraadpleegd op 16 april 2020, http://www.yhcqw.com/36/3172.html#. [In het Chinees].

中文正體